Fons Van Dyck kijkt om en blikt vooruit op de kleine en grote wereld van consumensen, de rol van merken en media en de ruime samenleving. Meer inzicht, meer vooruitzicht.
|
13/10/2023 Oh, wat was het vroeger anders... en beter, wordt er dan snel aan toegevoegd. Als mensen hebben we soms de neiging om het verleden te idealiseren. Het eigen verleden van in onze jeugd, dat wat we zelf hebben meegemaakt, zeg ik erbij. We halen mooie herinneringen op en mijmeren dat het vroeger toch wel beter was. Maar was dat ook echt zo? Afgelopen dagen had ik een groot 'dèjà vu' gevoelen. Naar de herfst van ... 1973. In 1973 was ik veertien jaar. In oktober van dat jaar voerden legers van Egypte en Syrië een verrassingsaanval uit tegen het naburige Israël in een poging om in 1967 door Israël bezette gebieden te heroveren. Ook andere Arabische landen stuurden gevechtstroepen naar de Joodse staat. Na enkele weken van hevige gevechten, waarbij aan beide zijden werd gedreigd met kernraketten, lukte het de Israëlische troepen om de aanval af te slaan en zelfs extra grondgebied te veroveren. De oorlog was voorpaginanieuws in de kranten, op radio en op televisie, maar leek aanvankelijk heel ver weg, ver van ons bed. Maar toen de Arabische olieproducerende landen van de ene op de andere dag beslisten om de olieprijs met 70 procent te verhogen en minder olie op te pompen, om zo druk uit te oefenen op het Westen en Israël, veranderde alles. Landen die Israël direct hadden gesteund, waaronder de Verenigde Staten, maar ook Nederland en België, kregen bovendien een olieboycot aangesmeerd. Olieproducten werden plots gerantsoeneerd en verdubbelden tot verdrievoudigden in prijs. Dat was, in een tijd waarin veel gezinnen hun verwarming nog op huisbrandolie stookten, geen lachertje. Om energie te besparen, kwamen er ook autoloze zondagen, in België zes en in Nederland zelfs tien.[i] Ik kan me die wintermaanden van 1973 levendig voor de geest halen. De auto bleef in de garage en met de fiets ging ik door het koude vriesweer naar oma en opa, een dorp verder. Thuis had moeder alvast zeep (van het merk Sunlight), zout en suiker gehamsterd, voor het geval dat het ook hier oorlog zou worden. De herinnering aan de schaarste tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen zij dezelfde leeftijd hadden als ik op dat moment, was voor haar nog zeer levendig. Voorkomen is beter dan genezen, was haar devies. Ik herinner me dat we die wintermaanden alles bij elkaar nog goed zijn doorgekomen. Maar wat we toen niet zagen, waren de andere donderwolken die zich al boven ons hoofd verzamelden. De fel gestegen olieprijzen en de olieboycot stortten de economieën van het Westen immers in de diepste economische crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. Er waren grenzen aan de spreekwoordelijke groei. In de daaropvolgende jaren zeventig zou de Belgische staatsschuld verdubbelen. Hele sectoren, waaronder het staal, de steenkoolmijnen en het textiel, flirtten met het bankroet. De economie ging door een diepgaande reconversie. De werkloosheid piekte historisch hoog en de rentevoeten lieten zich met twee cijfers schrijven. Vergelijkingen met de Grote Depressie van de jaren dertig waren nooit ver weg. In de supermarkt in de buurt doken ‘witte producten’ op: goed en goedkoop, maar zonder merk. In Nederland hield minister-president Joop den Uyl de bevolking eind 1973 in een sombere eindejaarstoespraak op televisie voor ‘dat het nooit meer wordt zoals het is geweest’. In België waarschuwde eerste minister Leo Tindemans wat later dat ‘niemand snapt dat de koek op is’. Vandaag lijkt het wel alsof het opnieuw 1973 is. Dit is een fragment uit mijn aankomende boek 'De toekomst is terug', een oproep om ons leven in eigen handen te nemen. Het boek verschijnt eind november bij Pelckmans. Opmerkingen zijn gesloten.
|